2 Ze leren u kennen wijsheid en tucht, Ze geven u begrip voor verstandige woorden;
3 Ze voeden u op tot heilzame tucht, Rechtschapenheid, plichtsbesef en oprechtheid.
4 Aan de onnozelen schenken ze ervaring, Aan jonge mensen doordachte kennis.
5 Als een wijze ze hoort, zal hij zijn inzicht verdiepen, Een verstandig mens zal er ideeën door krijgen;
6 Spreuk en strikvraag zal hij doorzien, De woorden der wijzen en hun problemen.