Text copied!
Bibles in Dutch

Spreuken 16:4-28 in Dutch

Help us?

Spreuken 16:4-28 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939

4 Jahweh heeft alles gemaakt met een doel, Zo ook den zondaar voor de dag van het onheil.
5 Jahweh verafschuwt alle hooghartige mensen; De hand erop: ze ontkomen niet aan hun straf.
6 Door oprechte liefde wordt de zonde uitgeboet, Uit vrees voor Jahweh leert men het kwaad mijden.
7 Als Jahweh behagen heeft in iemands wegen, Maakt Hij zelfs diens vijanden met hem bevriend.
8 Beter weinig met eerlijke middelen, Dan rijke inkomsten door onrecht.
9 Al kan de mens bij zichzelf overleggen, Het is Jahweh, die zijn schreden richt.
10 Van ‘s konings lippen komt een orakel, Bij een rechtszaak faalt zijn uitspraak niet.
11 Een juiste balans en weegschaal zijn van Jahweh, En iedere gewichtssteen is zijn werk.
12 Koningen moeten een afschuw van misdaden hebben; Alleen door rechtvaardigheid staat een troon sterk.
13 Een koning heeft welbehagen in eerlijke taal, En houdt van iemand, die waarheid spreekt.
14 De toorn eens konings is de bode van de dood; Een wijs man weet hem te ontwapenen.
15 Een vriendelijk gezicht van den koning betekent leven, Zijn welgevallen is als een wolk vol lenteregen.
16 Wijsheid verwerven is beter dan goud, Ervaring krijgen verkieslijker dan zilver.
17 Het pad der deugdzamen weet het kwaad te vermijden; Wie op zijn weg let, beschermt zichzelf.
18 Hoogmoed komt vóór de val, Hooghartigheid, voordat men struikelt.
19 Beter deemoedig te zijn met armen, Dan met hovaardigen buit te delen.
20 Wie op zijn woorden let, heeft het goed; Gelukkig hij, die op Jahweh vertrouwt!
21 Een wijze geest wordt verstandig genoemd, Maar met goede woorden bereikt men nog meer.
22 Inzicht is een levensbron voor wie het bezit, Dwazen worden met dwaasheid bestraft.
23 Een wijze geest spreekt verstandige taal, Hij maakt, dat zijn woorden overtuigen.
24 Vriendelijke woorden zijn een honingraat, Zoet voor de ziel en verkwikkend voor het gebeente.
25 Soms houdt men een weg voor de rechte, Die tenslotte uitloopt op de dood.
26 De honger zet den arbeider aan tot werken; Zijn mond dwingt hem ertoe.
27 Een man, die niet deugt, is een oven van boosheid; Op zijn lippen brandt als het ware een vuur.
28 Een wispelturig mens stuurt op ruzie aan, Een lastertong brengt onenigheid tussen vrienden.
Spreuken 16 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939