3 Door misdaad houdt de mens geen stand, Maar de wortel der rechtvaardigen is onwrikbaar.
4 Een flinke vrouw is de kroon van haar man; Een die zich misdraagt, een kanker in zijn gebeente.
5 Wat rechtvaardigen overleggen is recht, Wat bozen uitdenken bedrog.
6 In de woorden der bozen loert levensgevaar, Maar de mond der vromen brengt redding.