35De Joden zeiden dan tot elkander: Waar wil Hij heen, dat we Hem niet zullen vinden? Wil Hij soms naar de verstrooiing der heidenen gaan, en de heidenen onderrichten?
36Wat betekent dit woord, dat Hij sprak: Gij zult Mij zoeken, maar niet vinden; en: Waar Ik ben, kunt gij niet komen?