9Was zij een muur Dan konden we er een zilveren borstweer op bouwen; Was zij een poort, We sloten haar af met een cederbalk.
10Ja, ik wàs een muur, En torens waren mijn borsten: Juist daarom werd ik in zijn ogen Een toegang van vrede!
11Salomon heeft een wijngaard in Báal-Hamon, Hij heeft hem onder de hoede van wachters gesteld; Elk moet voor zijn vruchten Duizend zilveren sikkels betalen.
12Mijn wijngaard is van mij alleen, En zijn vrucht is voor mij! Die duizend, Salomon, gun ik u, En de wachters tweehonderd.
13O gij, die in de lusthof toeft: De vrienden luisteren; Laat mij horen uw stem, Uw wensen vernemen.