20Maar in werkelijkheid zijn er veel leden, doch slechts één lichaam.
21Het oog kan niet tot de hand zeggen: Ik heb u niet nodig; het hoofd niet tot de voeten: Ik heb u niet nodig.
22Integendeel, juist de schijnbaar zwakkere leden van het lichaam zijn het meest noodzakelijk;
23wat ons in het lichaam minder edel toeschijnt, bekleden we met meer luister; en juist onze oneerbare ledematen ontvangen groter kiesheid;
24onze eerbare leden hebben dat niet nodig. Ja, God heeft het lichaam zó samengesteld, dat Hij groter eer gaf aan wat misdeeld is,
25opdat er in het lichaam geen tweedracht zou heersen, maar de leden gelijke zorg voor elkaar zouden dragen.