4 Ten slotte is zij bitter als alsem, En scherp als een tweesnijdend zwaard.
5 Haar voeten dalen af naar de dood, Tot de onderwereld leiden haar schreden;
6 Ze bakent de weg des levens niet af, Maar haar paden kronkelen ongemerkt!
7 Welnu dan kinderen, luistert naar mij, Keert u niet af van mijn woorden.
8 Houd uw weg verre van haar, Nader niet tot de deur van haar huis: