10 Strenge straf wacht hem, die het rechte pad verlaat; Wie niets van bestraffing wil weten, zal sterven.
11 Onderwereld en dodenrijk liggen open voor Jahweh, Hoeveel te meer de harten van de kinderen der mensen!
12 De spotter houdt er niet van, dat men hem vermaant; Daarom gaat hij niet met wijzen om.
13 Een vrolijk hart maakt een blij gezicht, Verdriet in het hart slaat de geest terneer.
14 Een verstandig hart streeft naar kennis, De mond der dommen vermeit zich in dwaasheid.
15 Een neerslachtig mens heeft steeds kwade dagen, Voor een blijmoedig karakter is het altijd feest.
16 Beter weinig te bezitten en Jahweh te vrezen, Dan vele schatten met wroeging erbij.