8 God der heirscharen, Jahweh, wie komt U nabij; Uw almacht en trouw omringen U, Jahweh!
9 Gij beheerst de onstuimige zee, En bedaart de bruisende golven;
10 Gij hebt RĂ¡hab weggetrapt als een kreng, Uw vijanden uiteen gejaagd door uw machtige arm.
11 Van U is de hemel, van U is de aarde; Gij hebt de wereld gegrond met wat ze bevat.