2 Wees mijn behoeder, want ik ben uw vrome vereerder; Mijn God, kom uw dienaar te hulp, die op U hoopt.
3 Ontferm U mijner, o Heer; Want ik roep tot U de ganse dag.
4 Stort vreugde in de ziel van uw dienaar, Want tot U verhef ik mijn geest, o mijn Heer;
5 Want Gij, o Heer, zijt goed en barmhartig, Rijk aan genade voor al wie U aanroept.
6 Jahweh, hoor mijn gebed, zie neer op mijn smeken;
7 Ik roep tot U op de dag van mijn nood, daar Gij mij verhoort!
8 Heer, geen der goden komt U nabij, En niets gelijkt op uw werken!