Text copied!
Bibles in Dutch

Psalmen 78:36-59 in Dutch

Help us?

Psalmen 78:36-59 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939

36 Ook dan nog vleiden ze Hem met hun mond, En belogen Hem met hun tong.
37 Neen, hun hart was Hem toch niet verknocht, Ze bleven zijn verbond niet getrouw.
38 Maar Hij bleef barmhartig, Vergaf hun de schuld en vernielde ze niet. Hoe dikwijls bedwong Hij zijn toorn, En liet zijn volle gramschap niet woeden:
39 Hij dacht er aan, dat ze maar vlees zijn, Een zucht,; die vervliegt, en niet keert.
40 Hoe dikwijls nog hebben ze in de woestijn Hem verbitterd, En Hem in de steppe gekrenkt;
41 Hebben ze God beproefd, Israëls Heilige gegriefd?
42 Neen, ze dachten niet terug aan de macht van zijn hand, Aan de dag, waarop Hij ze van den vijand verloste.
43 En toch, wat voor tekenen had Hij in Egypte gedaan, En wonderen in de vlakte van Sóan!
44 Hun stromen had Hij in bloed veranderd, En hun beken ondrinkbaar gemaakt;
45 Gulzige muggen op hen afgezonden, En kikvorsen, om ze te gronde te richten.
46 Hij had hun gewas aan den sprinkhaan gegeven, En aan den schrokker hun vruchten;
47 Hun ranken door hagel vernield, Hun moerbei door ijzel;
48 Hun vee een prooi der pest gemaakt, Hun kudde een buit der besmetting.
49 En op henzelf had Hij zijn ziedende gramschap losgelaten, Zijn toorn, zijn woede en kwelling; Verderf-engelen op hen afgezonden, De vrije loop aan zijn gramschap gelaten:
50 Hij had ze de dood niet laten ontsnappen, Maar hun leven prijs gegeven aan de pest.
51 Hij had alle eerstgeborenen in Egypte geslagen, De eerstelingen der mannelijke kracht in de tenten van Cham.
52 Maar zijn volk had Hij weggeleid als een kudde, En als schapen door de steppe gevoerd;
53 Hij had ze veilig doen gaan, ze behoefden niemand te vrezen: Want de zee had hun vijand bedekt.
54 Zo bracht Hij hen naar zijn heilige grond, Naar de berg, die zijn rechterhand had veroverd.
55 Hij dreef de volkeren voor hen uit, Gaf ze bij lot als erfdeel weg; En in hun tenten liet Hij wonen. Israëls stammen.
56 Maar ook daar beproefden en tartten ze God, En onderhielden de geboden van den Allerhoogste niet.
57 Trouweloos vielen ze af als hun vaderen, Wispelturig als een onbetrouwbare boog;
58 Ze tergden Hem door hun offerhoogten, En prikkelden Hem met hun beelden.
59 God merkte het, en ziedde van gramschap, En Israël begon Hem te walgen:
Psalmen 78 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939