4 Vol majesteit straalt Gij Uit de eeuwige bergen
5 Kloeke harten werden ontmoedigd en vielen in slaap, De arm ontzonk alle dappere strijders;
6 God van Jakob, door uw dreigen Werden ruiters en paarden versuft.
7 Geweldig zijt Gij! Wie houdt voor U stand, Als uw toorn is ontstoken?
8 Toen Gij uit de hemel uw vonnis deedt horen, Werd de aarde stil van ontzetting: