Text copied!
Bibles in Dutch

Psalmen 69:1-20 in Dutch

Help us?

Psalmen 69:1-20 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939

1 Voor muziekbegeleiding; op de wijze: “De leliën.” Van David. Red mij, o God! Want het water staat aan mijn lippen;
2 Ik zink in een modderpoel weg, En voel geen grond meer onder de voeten; Ik ben in peilloze wateren geraakt, En de stroom sleurt mij mee.
3 Ik ben afgemat van mijn schreien en schor is mijn keel; Mijn ogen staan mat van het staren naar God.
4 Talrijker dan de haren op mijn hoofd, zijn zij, die mij onverdiend haten. Talrijker dan mijn beenderen, die mij bestrijden zonder enige grond; En wat ik niet heb geroofd, Vordert men nog van mij terug.
5 Gij zoudt het weten, o God, als ik iets dwaas had gedaan, En als ik schuld had, was het U niet verborgen!
6 Laat dus in mij niet worden beschaamd, Die op U hopen, Heer, Jahweh der heirscharen; In mij niet te schande worden, Die U zoeken, Israëls God!
7 Neen, om Uwentwil moet ik schande verduren, En bedekt het schaamrood mijn gelaat!
8 Ik ben een vreemdeling voor mijn broeders geworden, Een onbekende voor de zonen mijner moeder:
9 Want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, Op mij valt de smaad van hen, die U smaden.
10 Als ik ween, en mij door vasten kastijd, Wordt het mij tot schande gerekend;
11 Trek ik het boetekleed aan, Men gaat er mee spotten;
12 Die in de poort zitten, praten over mij, En de slempers maken er liedjes op.
13 Maar tot U richt ik mijn bede, o Jahweh, In de tijd der genade, o God. Verhoor mij om uw grote ontferming, En om de trouw van uw hulp;
14 Red mij uit de modderpoel en laat mij er niet in verzinken; Verlos mij, en trek mij uit de diepe wateren omhoog!
15 Laat de watervloed mij niet overstelpen, de kolken verzwelgen, De afgrond zijn mond niet boven mij sluiten.
16 Red mij, Jahweh, naar de goedertierenheid uwer genade, En zie op mij neer naar uw grote ontferming;
17 Verberg uw aanschijn niet voor uw dienaar, Verhoor mij spoedig, want het is mij bang om het hart!
18 Wees mij nabij, en kom mij te hulp, Verlos mij om wille van mijn vijand!
19 Gij kent toch mijn smaad, mijn schaamte en schande, En al mijn verdrukkers staan U voor ogen;
20 Gij weet, hoe de smaad mij het hart heeft gebroken, En hoe vertwijfeld ik ben. Ik wachtte op een, die medelijden had, maar er was er geen, Op troosters, maar ik vond ze niet.
Psalmen 69 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939