Text copied!
Bibles in Dutch

Psalmen 68:15-34 in Dutch

Help us?

Psalmen 68:15-34 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939

15 Bergen van Basjan, godengebergte met uw spitsen:
16 Bergen en toppen, waarom kijkt gij scheel Naar de berg, die God tot woonplaats verkoos, En waar Jahweh eeuwig zal wonen?
17 Op de wagens van God: tienduizenden, duizend maal duizend, Trokt Gij van de Sinaï uw heiligdom binnen, o Heer;
18 Gij hebt de hoogte beklommen, De gevangenen meegevoerd, Van de mensen geschenken aanvaard, Van weerspannigen zelfs, voor de woonplaats van God!
19 Geloofd zij de Heer, die ons altijd beschermt, de God van ons heil;
20 Gij, die ons redt; Jahweh, die nog uitwegen kent van de dood;
21 God, die de kop van zijn vijand verplettert, De harde schedel van hem, die in ongerechtigheid leeft!
22 De Heer heeft gezegd: Ik sleep ze uit Basjan, Haal ze naar boven uit de diepten der zee,
23 Opdat gij in hun bloed met uw voeten kunt plassen, Ook de tong van uw honden haar deel van de vijanden krijgt!
24 Ziet, daar nadert de feeststoet van God, De feeststoet naar het heiligdom van mijn God en mijn Koning!
25 Voorop gaan de zangers, de harpspelers volgen;
26 In het midden de maagden met pauken: in koren loven ze God. Dan de heersers, uit Israëls bronnen ontsprongen:
27 Benjamin de jongste vooraan, Met de vorsten van Juda in machtige drommen, En de vorsten van Zabulon en Neftali’s vorsten!
28 Toon nu uw almacht, o God, die Gij ons hebt betuigd,
29 Van uw heiligdom uit voor Jerusalems heil! Laat koningen U geschenken brengen:
30 Jonge schapen, kudden stieren en kalveren uit Patros; Met staven van zilver en goud Als vrijwillige schatting der volken;
31 Laat Egypte zijn vette gaven brengen, Koesj zijn handen vullen voor God!
32 Koninkrijken der aarde, zingt ter ere van God, En stemt een loflied aan voor den Heer:
33 Die de hoogste hemel der hemelen bestijgt, En met zijn stem de machtige donder doet rollen!
34 Geeft glorie aan Israëls God, Wiens macht en kracht in de wolken reikt!
Psalmen 68 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939