19 Toch hebt Gij ons naar het oord der jakhalzen verwezen, En ons met de schaduw des doods overdekt.
20 Of, hadden wij de Naam van onzen God soms vergeten, Onze handen naar vreemde goden geheven:
21 Zou God het misschien niet hebben geweten, Hij, die de hartsgeheimen doorgrondt?
22 Neen, om Uwentwil blijft men ons wurgen, En worden wij als slachtvee behandeld!
23 Sta op dan; waarom zoudt Gij slapen, o Heer! Ontwaak; blijf ons niet altijd verstoten!
24 Waarom zoudt Gij uw aanschijn verbergen, Onze nood en ellende vergeten?