5 Mijn wonden stinken en dragen Om mijn verdwazing;
6 Ik ga gebukt en geknakt, Loop heel de dag maar treurend rond.
7 Mijn lenden zijn aan alle kanten ontstoken, Geen gezonde plek aan mijn vlees;
8 Ik ben uitgeput en gebroken, En snik het uit door het gekerm van mijn hart.
9 Heer, al mijn jammeren is U bekend, Mijn zuchten voor U niet verborgen;
10 Wild bonst mijn hart, de kracht ontzinkt mij, Zelfs het licht van mijn ogen is heen.
11 Mijn vrienden en makkers keren zich af om mijn plagen, En mijn verwanten staan op een afstand te spotten;
12 Die mijn leven belagen en mijn ongeluk zoeken, Bespreken mijn val, en belasteren mij de hele dag.
13 Maar ik ben als een dove, die het niet hoort, Als een stomme, die zijn mond niet opent,
14 Als een man, die niet luistert, En wiens mond geen antwoord meer weet.
15 Neen, Jahweh, ik verlaat mij op U: Antwoord Gij, mijn Heer en mijn God;