1 Waarom razen de volken, Bluffen de naties,
2 Komen de koningen der aarde bijeen, Spannen de vorsten samen tegen Jahweh en zijn Gezalfde:
3 “Laat ons hun ketens verbreken, Ons van hun boeien ontslaan!”
4 Die in de hemelen woont, lacht hen uit, Jahweh bespot ze;
5 Dan dreigt Hij ze toornig, Doet ze rillen voor zijn gramschap: