8 Die de hemel met wolken bedekt, En de regen bereidt voor de aarde. Die op de bergen gras doet ontspruiten, En groen voor de beesten, die den mens moeten dienen;
9 Die aan het vee zijn voedsel geeft, En aan de jonge raven, die er om roepen.
10 Hij vindt geen vreugde in de sterkte der paarden, Hem verheugen geen krachtige schenkels;
11 Maar Jahweh heeft behagen in hen, die Hem vrezen, En die smachten naar zijn genade!
12 Breng Jahweh lof, Jerusalem; Sion, loof uw God!
13 Want Hij heeft de grendels van uw poorten versterkt, Uw zonen binnen uw muren gezegend,