12 voor Dan Achiézer, de zoon van Ammisjaddai;
13 voor Aser Pagiël, de zoon van Okran;
14 voor Gad Eljasaf, de zoon van Deoeël;
15 voor Neftali Achira, de zoon van Enan.
16 Deze moeten uit de gemeenschap worden opgeroepen, als de vorsten van de stammen hunner vaderen en stamhoofden van Israël.
17 Moses en Aäron ontboden dus deze mannen, wier namen zijn opgegeven,
18 en riepen op de eerste van de tweede maand de hele gemeenschap bijeen. Zij werden naar hun geslachten en families opgetekend na hoofdelijke telling der personen, die twintig jaar oud waren en meer.
19 Zo monsterde Moses hen in de woestijn van de Sinaï, zoals Jahweh het hem bevolen had.
20 De zonen, die van Ruben afstamden, Israëls eerstgeborene, werden naar hun geslachten en families, hoofd voor hoofd, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
21 uit de stam van Ruben bedroeg in het geheel zes en veertig duizend vijfhonderd man.
22 De zonen, die van Simeon afstamden, werden naar hun geslachten en families, hoofd voor hoofd, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
23 uit de stam van Simeon bedroeg in het geheel negen en vijftig duizend driehonderd man.
24 De zonen, die van Gad afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
25 uit de stam van Gad bedroeg in het geheel vijf en veertig duizend zes honderd vijftig man.
26 De zonen, die van Juda afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
27 uit de stam van Juda bedroeg in het geheel vier en zeventig duizend zeshonderd man.
28 De zonen, die van Issakar afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
29 uit de stam van Issakar bedroeg in het geheel vier en vijftig duizend vierhonderd man.
30 De zonen, die van Zabulon afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
31 uit de stam van Zabulon bedroeg in het geheel zeven en vijftig duizend vierhonderd man.
32 De zonen van Josef, de zonen, die van Efraïm afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
33 uit de stam van Efraïm bedroeg in het geheel veertig duizend vijfhonderd man.
34 De zonen, die van Manasse afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
35 uit de stam van Manasse bedroeg in het geheel twee en dertig duizend tweehonderd man.
36 De zonen, die van Benjamin afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
37 uit de stam van Benjamin bedroeg in het geheel vijf en dertig duizend vierhonderd man.
38 De zonen, die van Dan afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
39 uit de stam van Dan bedroeg in het geheel twee en zestig duizend zevenhonderd man.
40 De zonen, die van Aser afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
41 uit de stam van Aser bedroeg in het geheel een en veertig duizend vijfhonderd man.
42 De zonen, die van Neftali afstamden, werden naar hun geslachten en families, met name geteld; het getal strijdbare mannen van twintig jaar af
43 uit de stam van Neftali bedroeg in het geheel drie en vijftig duizend vierhonderd man.
44 Dit waren de mannen, die Moses en Aäron hadden gemonsterd tezamen met de twaalf vorsten van Israël, één uit elke stam, allen familiehoofden.
45 Het totaal der gemonsterden van de Israëlieten naar hun families, alle strijdbare mannen in Israël van twintig jaar af,
46 bedroeg zeshonderd drie duizend vijfhonderd vijftig man.
47 Maar de stam der Levieten werd niet met hen op de lijst geplaatst.
48 Want Jahweh had tot Moses gezegd:
49 De stam van Levi moet ge niet monsteren en hun getal niet bij de andere Israëlieten opnemen.
50 De Levieten moet ge belasten met de zorg voor de tabernakel van het Verbond, voor al zijn benodigdheden en alles, wat er toe behoort. Zij moeten de tabernakel dragen en bedienen met alles, wat er toe behoort, en zich dus rond de tabernakel legeren.
51 Wanneer de tabernakel op moet trekken, moeten de Levieten hem afbreken, en wanneer de tabernakel stil houdt, moeten de Levieten hem oprichten; zo een onbevoegde nadert, moet hij worden gedood.
52 En terwijl de Israëlieten zich volgens hun legerafdelingen in hun kampement en onder hun eigen banier moeten legeren,
53 moeten de Levieten zich rond de tabernakel van het Verbond legeren, om de gramschap van God niet te doen losbarsten tegen de gemeenschap van Israëls kinderen; de Levieten moeten dus de dienst van de tabernakel van het Verbond verrichten.
54 De Israëlieten volbrachten alles nauwkeurig, wat Jahweh Moses bevolen had.