3 Gij moogt u niet gedragen naar de zeden van Egypte, waar gij gewoond hebt, noch naar die van KanaƤn, waar Ik u heenvoer; naar hun zeden moogt ge niet leven.
4 Mijn wetten moet ge volbrengen, mijn voorschriften onderhouden, en uw gedrag daarnaar richten. Ik ben Jahweh, uw God!
5 Onderhoudt dus mijn voorschriften en mijn wetten. De mens, die ze volbrengt, zal daardoor het leven behouden. Ik ben Jahweh.
6 Niemand van u mag zijn naasten bloedverwant naderen, om er gemeenschap mee te houden. Ik ben Jahweh!