Text copied!
Bibles in Dutch

Jozua 10:14-42 in Dutch

Help us?

Jozua 10:14-42 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939

14 Nooit is er vroeger of later een dag geweest, waarop Jahweh zó de bede van een mens heeft verhoord. Waarachtig, het was Jahweh, die voor Israël streed.
15 -
16 De vijf genoemde koningen, die op de vlucht waren geslagen, hadden een schuilplaats gezocht in de grot van Makkeda.
17 Men berichtte het Josuë: De vijf koningen zijn gevonden, ze houden zich schuil in de grot van Makkeda.
18 Hij zei: Rolt grote stenen voor de ingang van de grot, en plaatst er mannen voor, om hen te bewaken.
19 Maar ge moogt uzelf niet ophouden; zet uw vijanden achterna, hakt op hun achterhoede in, en zorgt er voor, dat ze hun steden niet bereiken; Jahweh, uw God, heeft ze u overgeleverd.
20 Toen Josuë en de Israëlieten hen geheel verslagen hadden, en hen een geweldige en volkomen nederlaag hadden doen lijden, zodat slechts enkelen hunner waren ontsnapt, en de versterkte steden konden bereiken,
21 keerde het hele volk behouden naar Josuë in het kamp van Makkeda terug. Niemand had tegen de Israëlieten ook maar zijn tong durven roeren.
22 Nu sprak Josuë: Maakt de ingang van de grot vrij, haalt die vijf koningen er uit, en brengt ze bij me.
23 Dit deed men; men haalde de vijf koningen, den koning van Jerusalem, den koning van Hebron, den koning van Jarmoet, den koning van Lakisj en den koning van Eglon uit de grot, en bracht ze bij hem.
24 En toen men die koningen bij Josuë had gebracht, riep deze alle Israëlieten tezamen, en sprak tot de aanvoerders van het krijgsvolk, die met hem meegetrokken waren: Komt hier, en zet uw voet op de nek van deze koningen. Ze traden nader, en zetten hun voet op hun nek.
25 En Josuë sprak: Weest dus niet bang en moedeloos, maar sterk en flink! Want zo zal Jahweh met al uw vijanden doen, tegen wie ge zult strijden.
26 Hierop sloeg Josuë ze dood, en liet ze opknopen aan vijf palen, waaraan ze tot de avond bleven hangen.
27 Bij zonsondergang beval Josuë, ze van de palen af te halen en ze in de grot te smijten, waar ze zich hadden verborgen. Voor de ingang stapelde men grote stenen op, die er nu nog liggen.
28 In die tijd nam Josuë ook Makkeda in, en joeg het met zijn koning over de kling. Hij sloeg de stad en alle levende wezens, die erin waren, met de ban, en spaarde niemand; met den koning van Makkeda deed hij, zoals hij met dien van Jericho had gedaan.
29 Van Makkeda rukte Josuë met heel Israël verder tegen Libna op, en viel het aan.
30 En Jahweh leverde ook deze stad met haar koning aan Israël over. Hij joeg haar met alle levende wezens, die erin waren, over de kling, en spaarde er niemand; met haar koning deed hij, zoals hij ook met dien van Jericho had gedaan.
31 Van Libna rukte Josuë met heel Israël tegen Lakisj op, belegerde het en viel het aan.
32 En Jahweh leverde Lakisj aan Israël over. Reeds de tweede dag nam hij het in, en joeg de stad met alle levende wezens, die erin waren, over de kling, juist zoals hij met Libna gedaan had.
33 En Horam, den koning van Gézer, die Lakisj toen nog te hulp kwam, versloeg Josuë, hem en zijn volk, zonder iemand te sparen.
34 Van Lakisj rukte Josuë met heel Israël naar Eglon op, belegerde het, en viel het aan.
35 Nog dezelfde dag nam men het in, en joeg hij de stad met alle levende wezens, die erin waren, over de kling. Hij sloeg het met de ban, juist zoals hij met Lakisj gedaan had.
36 Van Eglon rukte Josuë met heel Israël tegen Hebron op, en viel het aan.
37 Ze namen het in, en joegen de stad met haar koning, en alle bijbehorende stadjes, met alle levende wezens, die erin waren, over de kling. Hij spaarde niemand, juist zoals hij met Eglon had gedaan, maar sloeg de stad en alle levende wezens, die erin waren, met de ban.
38 Vervolgens keerde Josuë zich met heel Israël tegen Debir, en viel het aan.
39 Hij nam het in, joeg de stad met haar koning, en alle bijbehorende stadjes, over de kling, en sloeg alle levende wezens, die erin waren, met de ban, zonder iemand te sparen. Zoals hij met Hebron had gedaan, deed hij ook met Debir en zijn koning.
40 Zo trof Josuë het hele land: het bergland en de Négeb, de Sjefela en de streek der hellingen, met al hun koningen; niemand spaarde hij, maar al wat adem had, sloeg hij met de ban, zoals Jahweh, Israëls God, het bevolen had.
41 Josuë sloeg hen van Kadesj-Barnéa tot Gaza, met het hele land Gósjen tot Gibon toe.
42 In één slag maakte Josuë zich van al die koningen met hun land meester; want Jahweh, Israëls God, streed voor Israël.
Jozua 10 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939