9 Toen ze geland waren, zagen ze een kolenvuur liggen, en vis en brood er bovenop.
10 Jesus zeide hun: Haalt van de vissen, die ge nu gevangen hebt.
11 Simon Petrus ging aan boord, en sleepte het net aan wal; het was vol grote vissen, honderd drie en vijftig in getal; en ondanks dit aantal was het net niet gescheurd.
12 Jesus zei hun: Komt ontbijten. Niemand van de leerlingen durfde Hem vragen: Wie zijt Gij? Want ze wisten, dat het de Heer was.
13 Jesus kwam nader, nam het brood en gaf het hun, en de vis eveneens.
14 Zo verscheen Jesus nu de derde maal aan zijn leerlingen, na zijn verrijzenis uit de doden.
15 Toen ze hadden ontbeten, sprak Jesus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Johannes, bemint ge Mij meer dan de anderen hier? Hij zei Hem: Ja, Heer, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zei hem: Weid mijn lammeren.