Text copied!
Bibles in Dutch

Johannes 11:12-36 in Dutch

Help us?

Johannes 11:12-36 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939

12 Zijn leerlingen zeiden Hem: Heer, als hij slaapt, zal hij genezen.
13 Maar Jesus had van zijn dood gesproken, terwijl zij meenden, dat Hij van gewoon inslapen sprak.
14 Daarom zei Jesus hun toen ronduit: Lázarus is gestorven.
15 En om u verheug Ik mij, dat Ik er niet aanwezig was, opdat gij geloven moogt. Maar laten we nu naar hem toegaan.
16 Toen zei Tomas, ook Didumus geheten, tot zijn medeleerlingen: Laten ook wij gaan, om met Hem te sterven.
17 Maar bij zijn aankomst vond Jesus hem reeds vier dagen in het graf.
18 Daar Betánië dicht bij Jerusalem lag, op ongeveer vijftien stadiën afstand,
19 waren er veel Joden naar Marta en Maria gekomen, om haar hun rouwbeklag te doen over haar broer.
20 Zodra Marta Jesus’ aankomst vernam, ging ze Hem tegemoet; Maria bleef thuis.
21 En Marta zei tot Jesus: Heer, zo Gij hier waart geweest, was mijn broer niet gestorven.
22 Maar zelfs nu weet ik nog, dat God U zal geven, wat Gij Hem vraagt.
23 Jesus sprak tot haar: Uw broer zal verrijzen.
24 Marta zeide Hem: Ik weet, dat hij verrijzen zal bij de opstanding op de jongste dag.
25 Jesus sprak tot haar: Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven;
26 en wie leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven voor eeuwig. Gelooft ge dit?
27 Ze zeide Hem: Ja, Heer; ik geloof, dat Gij de Christus zijt, Gods Zoon, die in de wereld komt.
28 Na deze woorden ging ze heen, om Maria, haar zuster, te roepen; heel in stilte zeide ze haar: De Meester is daar, en roept u.
29 Zodra deze het hoorde, stond ze haastig op, en ging naar Hem toe.
30 Jesus was nog niet in het dorp gekomen, maar bevond Zich nog op de plaats. waar Marta Hem had ontmoet.
31 De Joden, die bij Maria in huis waren, om hun rouwbeklag te doen, zagen haar ijlings opstaan en heengaan; zij volgden haar, in de mening, dat ze naar het graf ging, om er te wenen.
32 Zodra Maria kwam, waar Jesus was, en Hem zag, viel ze voor zijn voeten neer, en sprak tot Hem: Heer, zo Gij hier waart geweest, was mijn broer niet gestorven.
33 Toen Jesus haar zag wenen, en de Joden zag wenen, die haar vergezelden, werd Hij hevig bewogen en ontroerd.
34 Hij sprak: Waar hebt gij hem begraven? Ze zeiden Hem: Heer, kom het zien.
35 En Jesus weende.
36 De Joden zeiden: Zie, hoe Hij hem liefhad.
Johannes 11 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939