Text copied!
Bibles in Dutch

Handelingen 28:5-20 in Dutch

Help us?

Handelingen 28:5-20 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939

5 Maar hij schudde het dier van zich af in het vuur, en ondervond er hoegenaamd geen letsel van.
6 Zij verwachtten, dat hij zou opzwellen of plotseling dood zou vallen; maar toen ze na lang wachten zagen, dat hem niets deerde, kwamen ze tot andere gedachten, en zeiden, dat hij een god was.
7 In de nabijheid was een landgoed gelegen, dat aan den bevelhebber van het eiland behoorde, die Públius heette. Deze nam ons welwillend op, en verleende ons gastvrijheid, drie dagen lang.
8 Juist lag toen de vader van Públius met koorts en buikloop te bed. Paulus ging naar hem toe, sprak een gebed, legde hem de handen op, en genas hem.
9 Nu kwamen ook de overige zieken van het eiland, en werden genezen.
10 Ze bewezen ons grote eer, en bij onze afvaart voorzagen ze ons van alles wat we behoefden.
11 Drie maanden later gingen we aan boord van een alexandrijns schip, dat op het eiland overwinterd had, en de Dioskuren als kenteken droeg.
12 We gingen te Syracuse aan wal, en bleven er drie dagen lang.
13 Vandaar zetten we koers langs de kust, en kwamen te Régium aan. ‘s Anderendaags kregen we zuidenwind, en een dag later bereikten we Putéoli.
14 Hier troffen we broeders aan, die ons verzochten, zeven dagen bij hen te blijven. Zo trokken we naar Rome op.
15 Ook vandaar kwamen de broeders, die van ons hadden gehoord, ons tegemoet tot Appii Forum en Tres Tabernae. Toen Paulus hen zag, dankte hij God en vatte moed.
16 Toen we te Rome waren gekomen, werd aan Paulus toegestaan, een eigen woning te betrekken, met den soldaat, die hem moest bewaken.
17 Drie dagen later liet hij de voornaamsten der Joden ontbieden; en toen ze bijeen waren, sprak hij hen toe: Mannen broeders, ofschoon ik niets heb misdaan tegen het volk of tegen de gewoonten der vaderen, ben ik toch in Jerusalem gevangen genomen, en in de handen der Romeinen overgeleverd.
18 Die hebben me dan ook verhoord, en wilden me in vrijheid stellen, omdat ik niets had misdreven, waar de doodstraf op staat.
19 Maar omdat de Joden zich bleven verzetten, was ik genoodzaakt, mij op Caesar te beroepen; dus volstrekt niet, omdat ik mijn volk van iets wil beschuldigen
20 Ziedaar, waarom ik u heb ontboden, om u te zien, en te zeggen: Waarachtig, het is om Israëls Verwachting, dat ik deze keten draag.
Handelingen 28 in De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939