Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken - Spreuken 6

Spreuken 6:21-32

Help us?
Click on verse(s) to share them!
21Prent het voor altijd in uw hart, Wind het als een snoer om uw hals.
22Als ge wandelt, moge het u geleiden, Over u waken, als ge slaapt, Tot u spreken, wanneer ge ontwaakt.
23Want het gebod is een lamp, Het onderricht een licht, De straffe tucht een weg ten leven.
24Het zal u behoeden voor de vrouw van een ander, Voor de gladde tong van een vreemde.
25Zet uw hart niet op haar schoonheid, Laat ze u niet met haar wimpers verleiden;
26Want de prijs van een deerne is een stuk brood, Maar de getrouwde vrouw maakt jacht op een kostelijk leven
27Kan iemand soms vuur in zijn voorschoot nemen, Zonder dat hij zijn kleren schroeit;
28Of kan hij op gloeiende kolen lopen, Zonder dat hij zijn voeten brandt?
29Zo vergaat het hem, die zich afgeeft met de vrouw van een ander: Niemand die haar aanraakt, komt er straffeloos van af.
30Men veracht geen dief, zo hij enkel steelt, Om zijn maag te vullen, als hij honger heeft;
31Toch moet hij, eenmaal betrapt, zevenvoudig vergoeden, Alles geven wat hij in huis heeft.
32Kortzichtig de man, die overspel pleegt met een vrouw: Wie zijn eigen ondergang wil, moet zo iets niet doen;

Read Spreuken 6Spreuken 6
Compare Spreuken 6:21-32Spreuken 6:21-32