Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken - Spreuken 5

Spreuken 5:11-22

Help us?
Click on verse(s) to share them!
11Dan slaat ge ten slotte aan ‘t jammeren, En moet ge, als heel uw lichaam op is, bekennen:
12Hoe heb ik toch de tucht kunnen haten, En de vermaning in de wind kunnen slaan?
13Waarom heb ik niet geluisterd naar hen, die mij onderwezen, Geen aandacht geschonken aan hen, die mij leerden?
14Nu hebben mij haast alle rampen getroffen Midden in de kring van mijn volk!
15Drink water uit uw eigen bron, Een koele dronk uit uw eigen put
16Zoudt ge úw wellen over de rand laten stromen, Uw watergolven over de straten?
17Néén, u alleen behoren zij toe, Niet aan vreemden nevens u.
18Houd dus uw bron voor u zelf, En geniet van de vrouw uwer jeugd:
19Die aanminnige hinde, Die bevallige gems; Haar borsten mogen u ten allen tijde bevredigen. Aan haar liefde moogt ge u voortdurend bedwelmen.
20Waarom, mijn zoon, zoudt ge u aan een vreemde te buiten gaan, De boezem strelen van een onbekende?
21Voor de ogen van Jahweh liggen de wegen van iedereen open, Hij let op de paden van allen:
22De boze wordt in zijn eigen wandaden verstrikt, In de banden van zijn zonden gevangen;

Read Spreuken 5Spreuken 5
Compare Spreuken 5:11-22Spreuken 5:11-22