8Onwaarheid en leugentaal, Houd ze verre van mij! Geef mij armoede noch rijkdom, Maar schenk mij het voedsel, dat ik nodig heb,
9Opdat ik U in mijn overvloed niet verloochene En zeggen durf: “Wie is Jahweh!” Of in mijn armoede niet tot stelen kom, En mij vergrijp aan de Naam van mijn God.
10Belaster een knecht niet bij zijn meester; Anders vloekt hij u, en boet gij ervoor.
11Wee het geslacht, dat zijn vader vloekt, En zijn moeder niet eert;