Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken - Spreuken 28

Spreuken 28:13-28

Help us?
Click on verse(s) to share them!
13Wie zijn zonden verheimelijkt, zal geen voorspoed hebben; Wie ze belijdt en laat varen, zal vergiffenis krijgen.
14Gelukkig de mens, die altijd angstvallig is; Wie zijn hart afstompt, valt in het kwaad.
15Een brullende leeuw en een roofzuchtige beer: Dat is een goddeloos heerser over een behoeftig volk.
16Een kortzichtig vorst maakt zich aan veel afpersing schuldig; Haat hij oneerlijke winst, dan leeft hij lang.
17Een mens, die bezwaard is door bloedschuld, Moet tot het graf een vluchteling blijven, door niemand geholpen.
18Wie onberispelijk wandelt, wordt gered; Wie verkeerde wegen gaat, valt in een kuil.
19Wie een akker bebouwt, heeft eten genoeg; Wie zijn tijd verbeuzelt, zit volop in de armoe.
20Een eerlijk mens wordt rijkelijk gezegend; Wie te spoedig rijk wil worden, blijft niet ongestraft.
21Partijdigheid is altijd verkeerd: Voor een stuk brood kan iemand een misdrijf begaan.
22Een boosaardig mens wil spoedig rijk worden, Niet vermoedend, dat het gebrek hem wacht.
23Wie iemand vermaant, oogst later dank, Meer dan iemand met een gladde tong.
24Wie zijn vader en moeder berooft, en zegt: “Het is niet verkeerd”, Is een gezel van den misdadiger.
25Een hebzuchtig mens stookt ruzie; Wie op Jahweh vertrouwt, heeft het goed.
26Wie op zichzelf vertrouwt, is een domoor; Wie in wijsheid wandelt, wordt gered.
27Wie aan een arme geeft, krijgt geen gebrek; Wie zijn ogen voor hem sluit, wordt diep vervloekt.
28Krijgen bozen de macht, dan bergt zich de mens; Als zij ten onder gaan, worden de rechtvaardigen talrijk.

Read Spreuken 28Spreuken 28
Compare Spreuken 28:13-28Spreuken 28:13-28