14Als iemand zijn naaste op de vroege morgen luidruchtig begroet, Dan wordt het als een vloek beschouwd
15Een gestadig druppelend lek op een stortregen-dag, En een snibbige vrouw, ze gelijken op elkaar.
16De noordenwind is een ruwe wind, Toch wordt hij geluksbode genoemd
17Zoals ijzer ijzer scherpt, Zo scherpt de ene mens den ander.