15Al heeft een luiaard zijn hand in de schotel gestoken, Hij is nog te traag, om haar naar de mond te brengen.
16Een luiaard denkt, dat hij wijzer is Dan zeven mensen, die verstandige antwoorden geven.
17Als iemand, die een hond bij zijn staart pakt, Is hij, die zich bemoeit met een twist, die hem niet raakt.