Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Spreuken - Spreuken 25

Spreuken 25:5-18

Help us?
Click on verse(s) to share them!
5Verjaagt men de bozen uit de tegenwoordigheid van den koning, Dan staat zijn troon door rechtvaardigheid sterk.
6Dring u niet op bij den koning, En ga niet staan op de plaats van voornamen;
7Het is beter, dat men tot u zegt: “Neem hier plaats, hogerop,” Dan dat men u voor een aanzienlijke vernedert. Wat uw ogen hebben gezien,
8Moet ge niet terstond voor het gerecht gaan brengen; Wat zult ge na afloop doen, Als uw naaste u in het ongelijk heeft gesteld?
9Beslecht uw eigen zaak met den naaste, Maar maak daarbij het geheim van een derde niet openbaar;
10Anders zal hij, die het hoort, u beschimpen, En houdt ge voor altijd een slechte naam.
11Gouden vruchten op zilveren schalen: Zijn woorden, te pas gesproken.
12Een gouden ring en een sieraad van edel metaal: Is een wijs vermaner voor een luisterend oor.
13Als koele sneeuw bij de hitte van de oogst Is een trouwe bode voor hem, die hem stuurt: Hij fleurt zijn meester weer op.
14Wolken en wind, en toch geen regen: Dat is iemand, die praalt op een gift, waar toch niets van komt.
15Door lankmoedigheid laat een vorst zich vermurwen, Milde taal breekt beenderen stuk.
16Hebt ge honing gevonden, eet dan niet meer dan ge aan kunt; Anders staat het u tegen, en geeft ge het over.
17Kom niet te dikwijls in het huis van uw naaste; Anders krijgt hij genoeg van u, en gaat hij u haten.
18Een knots, een zwaard en een scherpe pijl: Is iemand, die valse getuigenis geeft tegen zijn naaste.

Read Spreuken 25Spreuken 25
Compare Spreuken 25:5-18Spreuken 25:5-18