8Wie onrecht zaait, zal onheil oogsten; De vrucht van zijn arbeid gaat te niet.
9Een vriendelijk mens wordt gezegend, Want hij deelt met den arme zijn brood.
10Jaag den spotter weg, en het twisten houdt op, Er komt een eind aan vechten en schimpen.
11De zuivere van harte wordt door Jahweh bemind, De vleier is de vriend van den koning.
12De ogen van Jahweh houden vol kennis de wacht; Hij verijdelt de woorden van den zondaar.