3Groet Priska en Aquila, mijn medehelpers in Christus Jesus,
4die voor mijn leven hun eigen hals hebben gewaagd, en aan wie niet ik alleen dank ben verschuldigd, maar ook alle gemeenten der heidenen;
5groet ook de gemeente bij hen aan huis. Groet mijn dierbaren Epénetus, den eersteling van Azië voor Christus;
6groet Maria, die zich veel moeite voor u heeft gegeven.
7Groet Andrónikus en Júnias, mijn stamgenoten en medegevangenen, die in groot aanzien staan bij de Apostelen, en die zelfs vóór mij aan Christus hebben toebehoord.
8Groet Ampliatus, mijn geliefde in den Heer.
9Groet Urbanus, mijn medehelper in Christus, en mijn geliefden Stachus.
10Groet Apelles, die in Christus getrouw is gebleken. Groet hen, die tot het huis van Aristobulus behoren.