Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 89

Psalmen 89:41-51

Help us?
Click on verse(s) to share them!
41Iedereen plundert hem, die er voorbij gaat, En zijn buren spotten met hem.
42Gij hebt de rechterhand van zijn verdrukkers verhoogd, En al zijn vijanden van blijdschap doen juichen,
43Doen wijken de kling van zijn zwaard, Hem geen stand doen houden in de strijd.
44Gij hebt hem van zijn glorie beroofd, Zijn troon ter aarde geworpen;
45De dagen verkort van zijn jeugdige kracht, En hem met schande bedekt.
46Hoe lang nog, Jahweh, zult Gij U maar altijd verbergen, En zal uw gramschap laaien als vuur?
47Bedenk toch, wat het leven is, Hoe vergankelijk Gij den mens hebt gemaakt.
48Waar leeft de man, die de dood niet zal zien, Zijn leven kan redden uit de klauw van het graf?
49Heer, waar zijn dan uw vroegere gunsten gebleven, Die Gij David bij uw trouw hadt bezworen?
50Ach Heer, gedenk toch de smaad van uw dienaar, De hoon der volken, die ik in mijn boezem verkrop,
51Waarmee uw vijanden schimpen, o Jahweh, En uw Gezalfde tergen bij iedere stap!

Read Psalmen 89Psalmen 89
Compare Psalmen 89:41-51Psalmen 89:41-51