Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 88

Psalmen 88:3-13

Help us?
Click on verse(s) to share them!
3Want mijn ziel is zat van ellende, Mijn leven het rijk der doden nabij;
4Men telt mij bij hen, die ten grave dalen, Ik ben als een man, aan het eind van zijn kracht.
5Ik ben als de doden verstoten, Als lijken, die in het graf zijn gelegd: Aan wie Gij niet langer meer denkt, En die aan uw hand zijn onttrokken.
6Gij hebt mij in de diepe grafkuil gestort, In duisternis en in de schaduw des doods;
7Uw toorn drukt zwaar op mij neer, Al uw golven slaan over mij heen.
8Gij hebt mijn vrienden van mij vervreemd, En ze van mij laten walgen; Ik zit in de knel, en kan er niet uit,
9Mijn oog versmacht van ellende. De ganse dag, Jahweh, roep ik U aan, En strek mijn handen naar U uit:
10Of doet Gij aan de doden nog wonderen, Staan de schimmen soms op, om U te loven?
11Zal men in het graf van uw goedheid gewagen, Van uw trouw in de afgrond;
12Zal men in de duisternis uw wondermacht kennen, Uw gerechtigheid in het land van vergeten?
13Daarom, Jahweh, roep ik U aan, Treedt iedere morgen mijn bede U tegen.

Read Psalmen 88Psalmen 88
Compare Psalmen 88:3-13Psalmen 88:3-13