Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 7

Psalmen 7:1-11

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Een klaaglied van David, dat hij Jahweh toezong naar aanleiding van Koesj, den Benjamiet. Jahweh, mijn God, tot U neem ik mijn toevlucht; Help mij, en verlos mij van al mijn vervolgers,
2Opdat ze mij niet als leeuwen verscheuren, En wegslepen, reddeloos verloren.
3Jahweh, mijn God, als ik dat zelf heb gedaan, Als er onrecht kleeft aan mijn handen,
4Als ik kwaad heb vergolden hem, die het mij aandeed, Heb uitgeplunderd, die mij zonder reden bestreed:
5Laat dan de vijand mij achtervolgen, Totdat hij me grijpt; Mijn leven op de grond vertrappen, Mijn eer vergooien in het slijk.
6Maar nu, o Jahweh, sta op in uw toorn, Verhef U tegen mijn grimmigen vijand; Waak op tot het oordeel, dat Gij zelf hebt gewild,
7Laat de scharen der volken U omringen! Span de vierschaar over haar in den hoge,
8Als rechter der volken, o Jahweh; Doe mij recht, Jahweh, naar mijn gerechtigheid En naar de onschuld mijns harten.
9Maak een einde aan de boosheid der zondaars, Maar laat de rechtvaardige blijven bestaan! Gij zijt het, die harten en nieren doorgrondt, Rechtvaardige God!
10Het is God, die mijn schild draagt, Die redt de oprechten van hart;
11Maar ook een rechtvaardig rechter is God, Een God, wiens gramschap voortdurend blijft dreigen.

Read Psalmen 7Psalmen 7
Compare Psalmen 7:1-11Psalmen 7:1-11