Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 78

Psalmen 78:36-49

Help us?
Click on verse(s) to share them!
36Ook dan nog vleiden ze Hem met hun mond, En belogen Hem met hun tong.
37Neen, hun hart was Hem toch niet verknocht, Ze bleven zijn verbond niet getrouw.
38Maar Hij bleef barmhartig, Vergaf hun de schuld en vernielde ze niet. Hoe dikwijls bedwong Hij zijn toorn, En liet zijn volle gramschap niet woeden:
39Hij dacht er aan, dat ze maar vlees zijn, Een zucht,; die vervliegt, en niet keert.
40Hoe dikwijls nog hebben ze in de woestijn Hem verbitterd, En Hem in de steppe gekrenkt;
41Hebben ze God beproefd, Israëls Heilige gegriefd?
42Neen, ze dachten niet terug aan de macht van zijn hand, Aan de dag, waarop Hij ze van den vijand verloste.
43En toch, wat voor tekenen had Hij in Egypte gedaan, En wonderen in de vlakte van Sóan!
44Hun stromen had Hij in bloed veranderd, En hun beken ondrinkbaar gemaakt;
45Gulzige muggen op hen afgezonden, En kikvorsen, om ze te gronde te richten.
46Hij had hun gewas aan den sprinkhaan gegeven, En aan den schrokker hun vruchten;
47Hun ranken door hagel vernield, Hun moerbei door ijzel;
48Hun vee een prooi der pest gemaakt, Hun kudde een buit der besmetting.
49En op henzelf had Hij zijn ziedende gramschap losgelaten, Zijn toorn, zijn woede en kwelling; Verderf-engelen op hen afgezonden, De vrije loop aan zijn gramschap gelaten:

Read Psalmen 78Psalmen 78
Compare Psalmen 78:36-49Psalmen 78:36-49