7Neen, het is God, die zal richten, Den een vernederen, den ander verheffen!
8Want in Jahweh’s hand is een beker Met schuimende wijn vol bittere kruiden! Hij schenkt hem leeg tot de droesem toe: Alle bozen der aarde moeten slurpen en drinken.
9Maar ìk zal in eeuwigheid jubelen, Den God van Jakob mijn loflied zingen: