14De ganse dag word ik geplaagd, Iedere morgen opnieuw geslagen!
15Dacht ik: Zo wil ik spreken! Dan brak ik de trouw van het geslacht uwer kinderen;
16Maar als ik ging peinzen, om het te vatten, Dan bleef het een raadsel in mijn oog.
17Totdat ik in Gods raadsbesluiten drong, En op hun einde ging letten: