Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 69

Psalmen 69:1-12

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Voor muziekbegeleiding; op de wijze: “De leliën.” Van David. Red mij, o God! Want het water staat aan mijn lippen;
2Ik zink in een modderpoel weg, En voel geen grond meer onder de voeten; Ik ben in peilloze wateren geraakt, En de stroom sleurt mij mee.
3Ik ben afgemat van mijn schreien en schor is mijn keel; Mijn ogen staan mat van het staren naar God.
4Talrijker dan de haren op mijn hoofd, zijn zij, die mij onverdiend haten. Talrijker dan mijn beenderen, die mij bestrijden zonder enige grond; En wat ik niet heb geroofd, Vordert men nog van mij terug.
5Gij zoudt het weten, o God, als ik iets dwaas had gedaan, En als ik schuld had, was het U niet verborgen!
6Laat dus in mij niet worden beschaamd, Die op U hopen, Heer, Jahweh der heirscharen; In mij niet te schande worden, Die U zoeken, Israëls God!
7Neen, om Uwentwil moet ik schande verduren, En bedekt het schaamrood mijn gelaat!
8Ik ben een vreemdeling voor mijn broeders geworden, Een onbekende voor de zonen mijner moeder:
9Want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, Op mij valt de smaad van hen, die U smaden.
10Als ik ween, en mij door vasten kastijd, Wordt het mij tot schande gerekend;
11Trek ik het boetekleed aan, Men gaat er mee spotten;
12Die in de poort zitten, praten over mij, En de slempers maken er liedjes op.

Read Psalmen 69Psalmen 69
Compare Psalmen 69:1-12Psalmen 69:1-12