10Uw beesten lieten zich onder hen neer, De uitgehongerden hebt Gij, o God, in uw goedheid verkwikt.
11Toen heeft de Heer zijn belofte vervuld, En een leger van vrouwen kwam het blijde verkonden:
12Machtige koningen slaan met haast op de vlucht, En het schone geslacht verdeelt de buit!
13Nu moogt gij gaan rusten in uw beemden: Zilverwit als de vleugels der duif, met goud overtrokken;
14Want de Almachtige heeft de koningen verstrooid, Zoals het sneeuwt op de Salmon!
15Bergen van Basjan, godengebergte met uw spitsen: