Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 66

Psalmen 66:1-16

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Voor muziekbegeleiding. Een lied; een psalm.
2Juich, heel de aarde, God ter ere, En prijs de glans van zijn Naam; Hef een heerlijk loflied aan,
3En zeg tot God: Hoe ontzaglijk uw werken! Om uw almacht moeten uw vijanden U vleien,
4En moet heel de aarde U aanbidden, U ter eer een lofzang zingen, Glorie brengen aan uw Naam!
5Komt, en ziet de werken van God, Zijn wondere daden voor de kinderen der mensen:
6De zee legde Hij droog, En ze trokken te voet door de stroom! Laat ons in Hem ons verheugen,
7Hij, die eeuwig heerst door zijn kracht; Hij houdt zijn oog op de volkeren gericht, En geen weerspannige durft tegen Hem opstaan.
8Zegent, volkeren, onzen God, Laat zijn loflied luid weerschallen;
9Hij is het, die ons in het leven hield, Onze voet niet liet wankelen.
10Toch hebt Gij ons beproefd, o mijn God, Ons gelouterd, als men zilver loutert;
11Gij hebt ons in ellende gedompeld, Ons rampen op de heupen gelegd.
12Gij hebt anderen ons op het hoofd doen zitten, We zijn door vuur en water gegaan: Maar eindelijk toch Hebt Gij ons uitkomst gebracht.
13Zo treed ik met offers binnen uw huis, Om te volbrengen wat ik U heb beloofd:
14Wat mijn lippen hebben gesproken, Wat mijn mond in mijn nood heeft gezegd.
15Vette lammeren draag ik U Als brandoffers op; En met de offergeur van rammen, Bied ik U runderen en bokken aan.
16Komt nu en hoort, ik wil u allen verkonden, U, die God vreest, wat Hij aan mij heeft gedaan:

Read Psalmen 66Psalmen 66
Compare Psalmen 66:1-16Psalmen 66:1-16