2Luister naar mij, en schenk mij verhoring: Van ellende loop ik radeloos rond.
3Ik sidder voor het geschreeuw van den vijand, En het gehuil van den boze; Want ze storten rampen over mij uit, En bestoken mij grimmig.
4Mijn hart krimpt in mijn boezem, En doodsangst bekruipt mij;
5Vrees en ontzetting houden mij beklemd, En de schrik grijpt mij aan.
6Ik dacht: Had ik maar vleugels als een duif, Dan vloog ik heen, om een wijkplaats te vinden;