6Van allen, die op hun schatten vertrouwen, En op hun grote rijkdommen pochen?
7Ach, er is niemand, die zich vrij kan kopen, Of aan God zijn losgeld betalen:
8Te hoog is de prijs van zijn leven, Ontoereikend voor eeuwig. De mens in weelde, die het niet wil begrijpen, Lijkt op vee, dat geslacht wordt.
9Of zou hij eeuwig blijven leven, En zijn graf niet aanschouwen?