4Want zie, de koningen hadden zich met elkander verbonden, En rukten gezamenlijk aan;
5Maar toen ze haar zagen, stonden ze stom van ontzetting, En stoven verschrokken uiteen.
6Vreselijke angst greep hen aan, En wee als een barende vrouw:
7Ineens als een storm uit het oosten, Die de Tarsjisj-schepen vernielt.