19Toch hebt Gij ons naar het oord der jakhalzen verwezen, En ons met de schaduw des doods overdekt.
20Of, hadden wij de Naam van onzen God soms vergeten, Onze handen naar vreemde goden geheven:
21Zou God het misschien niet hebben geweten, Hij, die de hartsgeheimen doorgrondt?
22Neen, om Uwentwil blijft men ons wurgen, En worden wij als slachtvee behandeld!