7Mijn lenden zijn aan alle kanten ontstoken, Geen gezonde plek aan mijn vlees;
8Ik ben uitgeput en gebroken, En snik het uit door het gekerm van mijn hart.
9Heer, al mijn jammeren is U bekend, Mijn zuchten voor U niet verborgen;
10Wild bonst mijn hart, de kracht ontzinkt mij, Zelfs het licht van mijn ogen is heen.
11Mijn vrienden en makkers keren zich af om mijn plagen, En mijn verwanten staan op een afstand te spotten;