Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 36

Psalmen 36:1-12

Help us?
Click on verse(s) to share them!
1Voor muziekbegeleiding. Van David, den dienaar van Jahweh. De zonde fluistert den boze haar inblazingen toe. In het diepst van zijn hart; Geen vreze Gods Staat hem voor ogen.
2Want ze heeft hem met blindheid geslagen, Zodat hij zijn misdaad kent noch haat.
3Het woord van zijn mond Is leugen en bedrog. Hij weigert, zich verstandig en goed te gedragen;
4Zelfs op zijn sponde bedenkt hij nog slechtheid. Het verkeerde pad gaat hij op, En wendt zich niet af van het kwaad.
5Maar uw goedheid, o Jahweh, reikt tot de hemel, En tot aan de wolken uw trouw;
6Uw gerechtigheid is als de bergen Gods, Als de onmetelijke oceaan uw gericht. Mensen en dieren helpt Gij, o Jahweh;
7Hoe heerlijk is uw genade, o God! Daarom zoeken de kinderen der mensen Hun toevlucht in de schaduw uwer vleugelen;
8Zij verzadigen zich met het vet van uw woning, Gij laaft ze aan uw stroom van geneugten.
9Want bij U is de bron van het leven, In ùw licht aanschouwen wij licht.
10Blijf uw goedertierenheid tonen aan hen, die U vrezen, Uw gerechtigheid aan de oprechten van hart;
11Laat geen trotse voet mij vertrappen, Geen goddeloze vuisten mij slaan.
12Maar waar de zondaars vallen, Laat ze daar liggen, en nimmermeer opstaan.

Read Psalmen 36Psalmen 36
Compare Psalmen 36:1-12Psalmen 36:1-12