2Beproef mij, en toets mij, o Jahweh; Doorgrond mijn nieren en hart.
3Want uw liefde houd ik voor ogen, En in uw waarheid heb ik geleefd;
4Ik heb geen gemeenschap met veinzers, Met gluipers ga ik niet om;
5Ik haat het gezelschap der bozen, En met slechtaards zit ik niet aan.
6Maar ik was mijn handen in onschuld, En sta rond uw altaar,