Text copied!
CopyCompare
De Heilige Schrift, Petrus Canisiusvertaling, 1939 - Psalmen - Psalmen 22

Psalmen 22:4-14

Help us?
Click on verse(s) to share them!
4Op U hebben onze vaderen vertrouwd, Op U zich verlaten, Gij hebt ze verlost;
5Tot U geroepen, ze werden gered, Op U gerekend, ze zijn niet beschaamd.
6Doch ik ben maar een worm en geen mens, Door de wereld bespot, veracht door het volk;
7Al die mij zien, lachen mij uit, Grijnzen, en schudden meewarig het hoofd:
8“Hij heeft op Jahweh vertrouwd. Laat Die hem nu helpen, En hem verlossen, wanneer Hij hem liefheeft!”
9Ja, Gij zijt het, die mij uit de schoot hebt genomen, Die mij veilig deedt rusten aan de borst mijner moeder;
10Bij mijn geboorte werd ik op uw knieën gelegd, Gij zijt mijn God van de moederschoot af.
11Blijf dus niet verre van mij, Want de nood is nabij, en er is niemand die helpt!
12Bonkige stieren staan om mij heen, Buffels van Basjan omsingelen mij;
13Ze sperren hun muil naar mij open Als verscheurende, brullende leeuwen.
14Als water ben ik uitgegoten, Al mijn beenderen zijn ontwricht; Mijn hart is als was, Smelt weg in mijn borst.

Read Psalmen 22Psalmen 22
Compare Psalmen 22:4-14Psalmen 22:4-14